Vele krachten probeerden de Atreides-tweeling in hun macht te krijgen en toen de dood van Leto bekend werd gemaakt, werd deze beweging van plannen en tegenplannen nog versterkt. Let goed op de relatieve beweegredenen: de Zusters waren bang van Alia, een volwassen Gruwel, maar ze wilden toch de karakteristieke genen hebben die door de Atreides gedragen werden. De KerkhiAchoam wenste een toegang tot de rijkdom van Duin. Farad'n en zijn Sardaukar streefden naar herwinning van roem voor het Geslacht Corrino. Het Ruimtegilde was bang voor de vergelijking Arrakis = melange; zonder de specie konden zij niet navigeren. Jessica wilde goedmaken wat haar ongehoorzaamheid aan de Bene Gesserit had aangericht. Slechts weinigen dachten eraan de tweeling naar hun plannen te vragen, en toen was het al te laat.
Het Boek Kreos
A
Kort na de avondmaaltijd zag Leto een man langs de boogvormige toegang tot zijn kamer lopen, en zijn gedachten gingen met de man mee. De toegang was open gelaten en Leto had daar wat drukte gezienaspeciemanden werden langsgereden, drie vrouwen met gekunstelde buitenwereldse kleding die hen onmiddellijk tot smokkelaars stempelde. Deze man die Leto's gedachten mee uit wandelen nam was misschien niet anders, behalve dan dat hij zich bewoog als Stilgar, een veel jongere Stilgar.
Het was een eigenaardige wandeling die zijn gedachten maakten. De tijd vulde Leto's bewustzijn als een sterrenglobe. Hij kon onmetelijke tijd-ruimtes zien, maar hij moest doordringen in zijn eigen toekomst voor hij wist in welk ogenblik zijn lichaam zich bevond. Zijn veelzijdige geheugenlevens golfden af en aan, maar hij had ze nu in zijn macht. Het leken wel golven op een strand, maar als ze te hoog werden, kon hij ze bevelen terug te trekken en dat deden ze dan, met achterlating van de vorstelijke Haroem.
Nu en dan luisterde hij naar die geheugenlevens. Dan stak er A(c)A(c)n als een souffleur de kop op en riep hem sleutelwoorden voor zijn gedrag toe. Tijdens de gedachtewandeling verscheen zijn vader die zei: 'Jij bent een kind dat probeert een man te zijn. Als je een man bent, zul je vergeefs zoeken naar het kind dat je was.'
En voortdurend voelde hij dat zijn lichaam werd gekweld door de vlooien en luizen van een oude, slecht onderhouden vest. Geen van de bedienden die zijn zwaar met specie gekruide voedsel brachten, leek last te hebben van die dieren. Waren deze mensen immuun voor zulke dingen of hadden ze er gewoon zo lang mee geleefd dat ze het ongemak konden negeren?
Wie waren deze mensen die zich rond Gurney hadden verzameld? Hoe waren ze in dit oord terechtgekomen? Was dit Jacurutu? Zijn veelvoudig geheugen verschafte hem antwoorden die hem niet aanstonden. Zij waren lelijke mensen en Gurney was de lelijkste van allen. Maar de volmaaktheid was hier aanwezig, die lag slapend te wachten onder een lelijk oppervlak.
Met een deel van zijn verstand wist hij dat hij door de specie werd belemmerd, dat hij gevangen gehouden werd door de zware doses melange in elke maaltijd. Zijn kinderlichaam wilde in opstand komen terwijl in zijn persoonlijkheid de onmiddellijke aanwezigheid woedde van herinneringen die gedurende duizenden eeuwen waren meegedragen.
Zijn gedachten keerden terug van hun wandeling en hij vroeg zich af of zijn lichaam werkelijk was achtergebleven. Specie brengt het verstand in de war. Hij voelde hoe de druk van zijn eigen beperkingen weer hoog tegen hem opstapelde, zoals de lange bacharanduinen van de bied langzaam voor zichzelf een helling opbouwden tegen een rotsmassa in de woestijn. Op zekere dag zouden een paar korrels zand over de rotsrug stromen, dan wat meer en meer en meer... en dan zou alleen nog zand te zien zijn onder de hemel.
Maar de rots zou er nog steeds onder zitten.
Ik ben nog in trance, dacht hij.
Hij wist dat hij spoedig bij een vertakking van leven en dood zou aankomen. Zijn bewakers duwden hem steeds weer terug in de betovering van de specie omdat ze elke keer dat ze terugkwamen ontevreden waren over zijn reacties. En altijd wachtte daar de verraderlijke Namri met zijn mes. Leto zag talloze verledens en toekomsten, maar hij moest er nog achter komen waarmee hij Namri tevreden zou kunnen stellen... of Gurney Halleck. Zij wilden nog iets anders behalve de visioenen. De vertakking van leven en dood lokte Leto aan. Hij wist dat zijn leven een diepere betekenis zou moeten hebben die het boven de omstandigheden van een visioen uit droeg. Terwijl hij over deze eis nadacht, voelde hij dat zijn innerlijk bewustzijn zijn echte bestaan vormde en dat zijn uiterlijk bestaan door de trance werd gevormd. Dit maakte hem verschrikkelijk bang. Hij wilde niet terug naar de vest met zijn vlooien, zijn Namri en zijn Gurney Halleck.
Ik ben een lafaard, dacht hij.
Maar een lafaard, zelfs een lafaard, kon dapper sterven met niets dan een gebaar. Waar was dat gebaar dat hem weer heel kon maken? Hoe kon hij uit trance en visioen ontwaken in het heelal dat Gurney verlangde? Hij wist dat hij zonder dat keerpunt, zonder een ontwaken uit de doelloze visioenen kon sterven in een zelf gekozen gevangenis. Daarin was hij tenminste met zijn bewakers gaan meewerken. Ergens moest hij wijsheid vinden, een innerlijk evenwicht dat tegen het heelal zou weerkaatsen om dan als een beeld van rustige kracht bij hem terug te keren. Slechts dan kon hij zijn Gouden Weg zoeken en de huid die niet van hem was overleven.
Verderop in de vest speelde iemand op een baliset. Leto voelde dat zijn lichaam de muziek waarschijnlijk in het heden hoorde. Hij voelde de brits onder zijn rug. Hij kon muziek horen. Het was Gurney die op de baliset speelde. Andere vingers konden zich niet meten met zijn beheersing van dat buitengewoon moeilijke instrument. Hij speelde een oud Vrijmans lied, het soort dat hadith werd genoemd om het verhaal erin en de melodie die de patronen opriep die nodig waren om op Arrakis in leven te blijven. Het lied vertelde het verhaal van de menselijke bezigheden in een vest.
Leto voelde dat hij door de muziek door een prachtige oude grot werd gevoerd. Hij zag vrouwen op specieresidu stampen om er brandstof uit te persen, hij zag het stremmen van specie die moest gisten, hij zag het vervaardigen van specieweefsels. Melange was in de vest alomtegenwoordig.
Er kwamen momenten dat Leto geen onderscheid meer kon maken tussen de muziek en de mensen uit het grot-visioen. Het gejank en gekletter van een mechanisch aangedreven weefgetouw was het gejank en gekletter van de baliset. Maar met zijn innerlijk oog zag hij weefsels uit mensenhaar, het langharige bont van gemuteerde ratten, draden van woestijnkatoen en stroken leer van vogelhuid. Hij zag een vestschool. De ecotaal van Duin raasde door zijn geest op vleugels van muziek. Hij zag de zonne-energie-keuken en de lange zaal waar stilpakken werden vervaardigd en onderhouden. Hij zag weervoorspellers de stokken aflezen die ze van het zand hadden meegebracht.
Ergens tijdens die reis bracht iemand hem voedsel en lepelde dat in zijn mond, terwijl zijn hoofd door een sterke arm omhoog werd gehouden. Hij wist dat dit een ervaring uit de werkelijke tijd was, maar het wonderbaarlijke bewegingsspel in zijn binnenste ging gewoon door.
Hij zag een zandstorm razen alsof die onmiddellijk na het van specie verzadigde voedsel kwam. Bewegende beelden in de zandige ademtocht werden gouden spiegelbeelden van vlinderogen, en zijn eigen leven werd teruggebracht tot het trage pad van een kruipend insect.
Spreuken uit de Panoplia Propheticus stormden door hem heen: 'Men zegt dat er in het hele heelal niets standvastig is, niets in evenwicht, niets duurzaamadat niets in dezelfde staat blijft, dat elke dag, soms elk uur, verandering meebrengt.'
De oude Missionaria Protectiva wisten wel wat ze deden, dacht hij. Zij wisten alles over V er schrikkelijke Doeleinden. Zij wisten hoe ze mensen en godsdiensten moesten manipuleren. Zelfs mijn vader kon niet aan hen ontkomen, aan het eind niet meer.
Daarin lag de sleutel die hij had gezocht. Leto bestudeerde hem. Hij voelde zijn kracht in zijn lichaam terugstromen. Zijn totale veelzijdige wezen draaide zich om en keek uit over het heelal. Hij ging zitten en merkte dat hij alleen was in de donkere cel met slechts het licht uit de buitengang waar een eeuw geleden die man passeerde die zijn gedachten mee uit wandelen had genomen.
'Geluk voor ons allen!' riep hij op de traditionele Vrijmanse wijze.
Gurney Halleck verscheen in de ronde deuropening en zijn hoofd vormde een zwart silhouet tegen het licht van de buitengang.
'Breng licht,' zei Leto.
'Wil je verder op de proef gesteld worden?'
Leto lachte. 'Nee. Het is mijn beurt om jou op de proef te stellen.'
'We zullen zien.' Halleck draaide zich om en kwam even later terug met een helderblauwe gloeibol onder zijn linkerarm. In de cel liet hij hem los en de bol zweefde boven hun hoofd.
'Waar is Namri?' vroeg Leto.
'Om de hoek van de deur waar ik hem kan beroepen.'
'Aha, Oubaas Eeuwigheid wacht altijd geduldig af,' zei Leto. Hij voelde zich vreemd bevrijd, alsof hij op het punt stond een ontdekking te doen.
'Noem jij Namri bij de naam die voor Shai-Hulud bestemd is?' vroeg Halleck.
'Zijn mes is de tand van een worm,' zei Leto. 'En dus is hij Oubaas Eeuwigheid.'
Halleck lachte verbeten, maar hij bleef zwijgen.
'Je wacht nog steeds met het vellen van een oordeel over mij,' zei Leto. 'En ik moet toegeven dat uitwisseling van informatie niet mogelijk is zonder oordelen te vellen. Maar je kan van het heelal niet verlangen dat het precies is.'
Een geritsel achter Hallecks rug maakte Leto erop attent dat Namri naderde. Hij bleef op een halve pas links van Halleck staan.
'Aha, de linkerhand van de verdoemden,' zei Leto.
'Het is niet verstandig om grappen te maken over het Oneindige en het Absolute,' gromde Namri. Hij keek opzij naar Halleck.
'Ben jij God, Namri, dat je absolute zaken uitlokt?' vroeg Leto. Maar hij bleef op Halleck letten. Het oordeel zou van daar komen.
De twee mannen staarden hem aan zonder antwoord te geven.
'Elk oordeel balanceert op de rand van een vergissing,' legde Leto uit. 'Beweren dat je absolute kennis bezit staat gelijk met in een monster veranderen. Kennis is een nimmer eindigend avontuur aan de grens van onzekerheid.'
'Wat speel je nu weer voor een woordenspel?' wilde Halleck weten.
'Laat hem praten,' zei Namri.
'Het is het spel waarmee Namri met mij is begonnen,' zei Leto en hij zag dat de oude Vrijman bevestigend knikte. Hij had het raadselspel in ieder geval wel herkend.
'Onze zintuigen hebben op zijn minst altijd twee niveaus,' zei Leto.
'Onbelangrijkheden en boodschap,' zei Namri.
'Uitstekend!' zei Leto. 'Jij gaf mij onbelangrijkheden en ik gaf jou een boodschap. Ik zie, ik hoor, ik ruik geuren, ik voel; ik merk veranderingen in temperatuur op, ik proef. Ik voel het verstrijken van de tijd. Ik kan mijn gemoedsstemming peilen. Aha! Ik ben gelukkig. Zien jullie, Gurney? Namri? Er is niets geheimzinnigs aan een mensenleven. Het is geen probleem dat opgelost moet worden, maar een werkelijkheid die moet worden ervaren.'
'Je stelt ons geduld zwaar op de proef, jongen,' zei Namri. 'Is dit de plaats waar je wilt sterven?'
Maar Halleck weerhield hem met zijn hand.
'Ten eerste ben ik geen jongen,' zei Leto. Hij maakte het gebaar van de vuist voor zijn rechteroor. 'Jij zal mij niet doden; ik heb je een waterlast opgelegd.'
Namri trok zijn krysmes al half uit zijn schede. 'Ik ben jou niets verschuldigd!'
'Maar God heeft Arrakis geschapen om de gelovigen te oefenen,' zei Leto. 'Niet alleen heb ik je mijn geloof getoond, ik heb je ook bewust gemaakt van je eigen bestaan. Het leven vereist onenigheid. Jij bentadoor mij!ate weten gekomen dat jouw werkelijkheid van alle andere verschilt; en dus weet je dat je leeft.'
'Gebrek aan eerbied is een gevaarlijk spel om met mij te spelen,' zei Namri. Hij had zijn krysmes al half getrokken.
'Gebrek aan eerbied is een hoogst noodzakelijk bestanddeel van godsdienst,' zei Leto. 'Om maar niet te spreken over het belang ervan voor de filosofie. Gebrek aan eerbied hebben is de enige manier waarop wij ons heelal nog kunnen beproeven.'
'Jij denkt dus dat je het heelal begrijpt,' vroeg Halleck en hij maakte wat ruimte tussen Namri en hemzelf.
'Ja-aaa,' zei Namri en de dood klonk door in zijn stem.
'Het heelal kan alleen door de wind begrepen worden,' zei Leto. 'Er bestaat geen machtige zetel der rede die zich in de hersens bevindt. Scheppen is ontdekken. God ontdekte ons in de leegte omdat wij ons bewogen tegen een achtergrond die hij al kende. De wand was leeg. Toen was er ineens beweging.'
'Je speelt verstoppertje met de dood,' waarschuwde Halleck.
'Maar jullie zijn alle twee mijn vriend,' zei Leto. Hij keek Namri aan. 'Als jullie een kandidaat voorstellen als Vriend van jullie Vest, doden jullie dan als offer niet een havik en een adelaar? En is dit niet het antwoord: "Dat God elke mens tegen zijn dood zulke haviken, zulke arenden, en zulke vrienden sture?'"
Namri's hand gleed van zijn mes. Het lemmet gleed terug in de schede. Hij staarde Leto met grote ogen aan. Elke vest hield zijn vriendschapsritueel geheim en toch hoorde hij hier een uitgelezen stukje van de ritus.
Maar Halleck vroeg: aIs dit oord jouw bestemming?'
'Ik weet wat je van me moet horen, Gurney,' zei Leto en hij keek naar de hoop en de achterdocht die over het lelijke gezicht speelden. Leto wees op zijn eigen borst. 'Dit kind is nooit een kind geweest. Mijn vader leeft in me, maar hij is mij niet. Jij hield van hem en hij was een onvervaard mens wiens zaken tegen hoge kusten sloegen. Het was zijn bedoeling voorgoed een eind te maken aan de kringloop van oorlogen, maar hij hield geen rekening met de beweging van de oneindigheid zoals uitgedrukt in het leven. Dat is Rhajia! Namri weet het. De beweging ervan kan door elke sterveling worden waargenomen. Pas op voor paden met slechts smalle toekomstmogelijkheden. Zulke paden leiden je af van de oneindigheid naar dodelijke vallen.'
'Wat moet ik van jou horen?' vroeg Halleck.
'Hij speelt alleen met woorden,' zei Namri, maar in zijn stem klonk diepe twijfel en aarzeling door.
aIk ga met Namri een bondgenootschap aan tegen mijn vader,' zei Leto. 'En mijn vader in mij sluit zich bij ons aan tegen datgene wat er van hem is gemaakt.'
'Waarom?' vroeg Halleck.
'Omdat ik de amor fati aan de mens breng, de daad van het meest diepgaande zelfonderzoek. In dit heelal verkoos ik een bondgenootschap aan te gaan tegen alles wat de mensheid vernedert. Gurney! Gurney! Jij bent niet in de woestijn geboren en getogen. Jouw lichaam kent de waarheid niet waarvan ik spreek. Maar Namri weet het. In het open land is de ene richting net zo goed als de andere.'
aIk heb nog steeds niet gehoord wat ik moet horen,' grauwde Halleck.
'Hij spreekt voor oorlog en tegen vrede,' zei Namri.
'Nee,' zei Leto, 'en ook sprak mijn vader niet tegen de oorlog. Maar zie eens wat ze van hem hebben gemaakt. In dit Rijk heeft Vrede maar A(c)A(c)n betekenis. Het is het handhaven van een enkele manier van leven. Je krijgt het bevel tevreden te zijn. Het leven moet op alle planeten eenvormig zijn zoals het ook in de Rijksregering is. Voor de priesters is het voornaamste onderwerp van studie het zoeken naar de juiste menselijke gedragsvormen. Daarvoor wenden ze zich tot de woorden van Muad'Dib. Vertel me eens, Namri, ben jij tevreden?'
'Nee.' De woorden kwamen er in een effen, spontane ontkenning uit.
'Spreek je dan godslasterlijke taal?' 'Natuurlijk niet!'
'Maar je bent niet tevreden. Zie je, Gurney? Namri bewijst het ons. Geen enkele vraag of probleem heeft maar A(c)A(c)n enkel juist antwoord. Men moet verscheidenheid toestaan. Een monoliet is niet stabiel. Waarom verlang jij dan van mij A(c)A(c)n enkele juiste verklaring? Moet die de maatstaf zijn van jouw monsterlijke oordeel?'
'Zul je me dwingen je te laten doden?' vroeg Halleck en er klonk leed uit zijn stem.
'Nee, ik zal medelijden met je hebben,' zei Leto. 'Stuur mijn grootmoeder maar bericht dat ik zal meewerken. De Zusters gaan misschien mijn medewerking nog betreuren, maar een Atreides geeft zijn woord.'
'Dat moet een Waarheidszegger beproeven,' zei Namri. 'Die Atreides...'
'Hij zal de kans krijgen voor zijn grootmoeder te zeggen wat gezegd moet worden,' zei Halleck. Hij knikte met zijn hoofd in de richting van de gang.
Voor hij het vertrek verliet bleef Namri staan en keek even naar Leto. 'Ik bid dat we er goed aan doen hem in leven te laten.'
'Gaat, vrienden,' zei Leto. 'Gaat en denkt na.'
Toen de twee mannen vertrokken liet Leto zich op zijn rug vallen en hij voelde de koude brits tegen zijn ruggengraat. Door het bewegen duizelde zijn hoofd weer over de rand van de afgrond van zijn met specie beladen bewustzijn. In dat ene ogenblik zag hij de hele planeetaelke vlek, elk dorp, elke stad, de woestijnplaatsen en de plantage-nederzettingen. Alle vormen die tegen zijn visioen beukten hadden een intieme band met een mengsel van elementen binnen en buiten henzelf. Hij zag de structuren van de Keizerlijke maatschappij weerspiegeld in de fysieke structuren van de planeten en hun samenlevingen. Het leek een reusachtig openvouwen in zijn binnenste en hij herkende deze openbaring als wat hij was: een raam dat uitzicht bood op de onzichtbare onderdelen van de maatschappij. Met dat begrip besefte Leto ook dat elk stelsel zo'n raam had. Zelfs het stelsel dat uit hem en zijn heelal bestond. Hij begon door ramen te turen, een kosmische gluurder.
Dit was wat zijn grootmoeder en de Zusters nastreefden! Hij wist het. Zijn bewustzijn bewoog zich op een nieuw, hoger vlak. Hij voelde het verleden dat hij meedroeg in zijn cellen, in zijn herinneringen, in de modellen die in zijn veronderstellingen rondspookten, in de mythen die hem insloten, in zijn talen en hun prehistorische resten. Het waren alle vormen uit zijn menselijke en niet-menselijke verleden, alle levens die hij nu beheerste, eindelijk allemaal in zijn persoon geA-ntegreerd. En hij voelde zich alsof hij een ding was dat meegevoerd werd in de getij denstroom van nucleotiden. Tegen de enorme achtergrond van de eeuwigheid was hij een protozoAPn waarin geboorte en dood vrijwel samenvielen, maar niet alleen was hij een protozoAPn, hij was ook eeuwig, een schepsel van moleculaire herinneringen.
Wij mensen zijn een soort kolonie-organisme, dacht hij.
Ze wilden zijn medewerking. Door medewerking te beloven had hij weer uitstel gekregen van Namri's mes. Door hem op te wekken tot medewerking, probeerden zij een genezer te erkennen.
En hij dacht: Maar ik zal ze geen sociale orde brengen zoals zij die verwachten!
Een grijns vertrok Leto's mond. Hij wist dat hij niet zo onbewust kwaadaardig zou zijn als zijn vaderaabsolute heerschappij aan het ene uiteinde en slavernij aan het andereamaar dit heelal zou best nog eens kunnen smeken om de terugkeer van 'die goeie ouwe tijd'.
Toen sprak de vader in zijn binnenste tegen hem, voorzichtig peilend, niet in staat aandacht te eisen, maar smekend om gehoor.
En Leto antwoordde: 'Nee. We zullen hun ingewikkelde zaken geven om hun geest mee bezig te houden. Er zijn vele manieren om gevaar te ontvluchten. Hoe kunnen ze weten dat ik gevaarlijk ben als ze me niet duizenden jaren lang meemaken? Ja, vader-in-mijn-binnenste, we zullen hun vraagtekens geven.'